Vertaald door Mélina Merk
In het kort over de algemene taalontwikkeling
Vanaf de zwangerschap tot aan de start op de kleuterschool, volgen opmerkelijke fasen elkaar op:
Tijdens de foetale periode is het auditieve systeem al sensitief voor klanken, lichamelijke geluiden van de moeder en voor stemmen. Verschillende bronnen (huishoudelijke geluiden, muziek, de stem van de moeder en vader) worden herkend. De stem van de moeder heeft meer impact dan die van de vader doordat die van de moeder dubbel wordt overgedragen, op hetzelfde moment extern en intern.
Vanaf de geboorte is er herkenning van taalklanken en stemmen, in het bijzonder de stem van de moeder met haar intonaties en haar ritme, waar de pasgeborene de voorkeur aan geeft.
Na de tweede maand begint de prelinguale fase. Dit is vooral een receptieve fase voor de voorbereiding van taalverwerving. Er bestaat een onderscheid tussen lettergrepen en bepaalde woorden, maar ook het onthouden van woorden, alsmede een antwoord op een verbaal signaal door een non-verbale reactie. In deze fase van vroege taalverwerving produceert de zuigeling spontaan klanken: brabbelen rond twee maanden, gekwetter rond drie maanden en de vorming van lettergrepen rond acht maanden. Deze klankenspellen zijn resultaat van bewegingen met de mond, lippen, tong, keel, die aangename sensaties geven en die graag herhaald worden.
Vanaf drie à vier maanden is de zuigeling in staat klanken uit te wisselen met de volwassene. Ook is de zuigeling bijzonder gevoelig voor het babyachtige praten van volwassenen. In deze fase is de communicatie tussen ouders en zuigeling vooral non-verbaal. De zuigeling laat zien dat het ontvankelijk is voor muzikale aspecten van de taal, wat de zuigeling vóór de leeftijd van één jaar competent maakt om alle klanken van alle talen te reproduceren.
Hierna begint de productieve of locutoire fase, de fase van het ontstaan van de taal tussen acht en veertien maanden. Het kind begrijpt bepaalde woorden en spreekt er enkele van uit die symbolische waarde hebben. Deze bevatten meestal verdubbelingen, dat wil zeggen een dubbele reeks van dezelfde lettergreep zoals “papa” en “fifi” om “Sofie” te zeggen. Tijdens deze fase worden de woorden al cultureel georiënteerd. Het “ik” verschijnt geleidelijk aan het eind van deze periode, daarmee wordt het onderscheid tussen kind en gesprekspartner aangeduid.
Vervolgens is er rond de leeftijd van drie jaar de opbouwfase van de taal. Deze wordt aangeduid door de bewustwording van het zelf, dat definitief gescheiden en verschillend van anderen wordt en in staat is relaties te vormen met derden. De woordenschat bestaat uit ongeveer duizend woorden. De eerste pogingen tot vervoeging van werkwoorden vinden plaats: in de tegenwoordige, toekomstige en verleden tijd, de meest gebruikte in de eerste taal. Het kind blijft steeds vragen stellen en kan daardoor verifiëren of het juist begrepen wordt en om zo zijn verbale communicatie te verbeteren.
Het kind komt vervolgens in de fase van de basistaal. De scholing op jonge leeftijd verplicht het kind nu tot het gebruik van een begrijpelijke taal voor
iedereen, niet meer alleen voor zijn directe omgeving. Rond drie en een half jaar ontwikkelt de syntax zich: de ontkenning wordt duidelijk uitgedrukt, het kind leert zichzelf te verantwoorden (“omdat…”). De woordenschat vergroot zich en de capaciteiten van het contextualiseren van de taal ontwikkelen zich. Dit gebeurt vooral door de toename van het aantal gesprekspartners.
Ten slotte ontwikkelt zich van vier tot zes jaar de fase van de taalverwerving. De zinnen hebben een coherente constructie en woordenschat en syntax verrijken zich. De spreeksnelheid wordt traag met een bepaald ritme en met een expressieve intonatie. De contextualisering van de taal verfijnt.
Maar hoe werkt dit bij een tweetalig kind?
Twee situaties worden onderscheiden, afhankelijk van de periode waarin het kind in aanraking komt met de twee talen:
– De eerste is wanneer het kind vanaf de geboorte voldoende onderdompeling ervaart van de twee talen om een gelijktijdige tweetaligheid te ontwikkelen. Dit is over het algemeen het geval bij kinderen van gemengde stellen, waarbij iedere ouder evenveel in zijn/haar eigen moedertaal spreekt tegen het kind.
– De tweede is wanneer het kind in aanraking komt met andere talen nadat het de eigen moedertaal beheerst. Het kind verwerft dan een opeenvolgende tweetaligheid. Dit is vaak het geval in gezinnen waar de ouders thuis één taal spreken. Het komt dan pas in aanraking met de tweede taal op de crèche of op school. Deze situatie komt het vaakst voor bij kinderen van migranten met dezelfde nationaliteit.
Voor kinderen die nog niet naar school gaan vindt de verwerving van de eerste taal – of van de eerste twee talen als het kind gelijktijdig tweetalig is – op ‘natuurlijke’ wijze plaats. Dit wil zeggen zonder dat de omgeving systematisch dit proces probeert te sturen.
Het proces van taalverwerving bij gelijktijdige tweetaligheid
Als een kind vanaf de geboorte in aanraking komt met twee talen, betekent dit dat het in de gehele prelinguale fase vertrouwd raakt met de fonemen, intonatie en ritme van beide talen. Hoewel tijdens deze fase fonemen uit alle talen nog uitspreekbaar zijn, zal het kind zich specialiseren in zijn eigen taal op dezelfde manier als een eentalige. Het geschreeuw, het gebrabbel, het gekwetter en de vorming van lettergrepen bevatten een reeks fonemen en intonaties die geleidelijk beperkt wordt tot de fonetiek en intonatie van de twee talen.
Kort gezegd slaat het kind in beide talen een voorraad fonemen op, zonder enig onderscheid te maken. Het maakt geen onderscheid tussen woorden of fonemen, maar alleen tussen lettergrepen. Het proces gaat als volgt:
– De eerste woorden zullen willekeurig geproduceerd worden in één van de twee talen, en de eerste zinnen zullen woorden bevatten uit beide talen. Deze periode van code mixing laat zien dat verwerving gebaseerd is op een enkel lexicon met woorden die hieraan toegevoegd worden uit beide talen alsof het maar één taal betreft.
– Vervolgens vindt een tweede fase plaats wanneer de zuigeling de twee lexica scheidt terwijl hij doorgaat met het door elkaar halen van de grammaticale vormen.
– Ten slotte worden de twee talen lexicaal, syntactisch en fonologisch van elkaar gescheiden.
Als code mixing aanhoudt tot na de leeftijd van drie jaar ondanks een dubbele, dagelijkse en intensieve verwerving, gaat het in de meeste gevallen om ‘typisch tweetalige praat’. Dat is geen vertoning van taalkundige onbekwaamheid, maar eerder een communicatiestrategie die een reeks precieze regels volgt.
Chronologische organisatie van taalontwikkeling bij de gelijktijdig tweetalige
Gelijktijdig tweetalige zuigelingen verwerven hun beide talen volgens dezelfde tijdsindicatoren als eentalige kinderen.
Vooruitgang en versnelling van lexicale werving volgen hetzelfde ritme:
– Voor de leeftijd van drie jaar wordt de verbale communicatie van het gelijktijdig tweetalige kind gevormd op basis van code mixing, waarbij woorden uit beide talen naast elkaar gebruikt worden om iets zinvols te zeggen. Door woorden of delen van zinnen te verbinden die alle een betekenis hebben in een van de twee talen, wordt het gebrek aan onderscheid tussen de twee talen getoond. Vervolgens wordt de woordenschat in beide talen vergroot om het volume van een eentalige van dezelfde leeftijd te bereiken.
– Rond de leeftijd van drie jaar wordt het kind zich bewust van het verschil tussen de twee talen. De scheiding tussen de twee talen vindt geleidelijk plaats met stappen van taalkundige interferentie die een leek als een taalkundige incompetentie zou beschouwen. Het kleine kind zal bijvoorbeeld woorden uitspreken die klanken van een van de twee talen bevatten, maar volgens de morfologische en syntaxische regels van de andere taal. Correcties door volwassenen zullen de scheiding tussen de twee talen verscherpen, evenals de uitwisselingen met schoolvrienden, aan wie het kind zijn taal zal aanpassen om beter begrepen te worden.
De hier uiteengezette chronologie kan variabelen hebben. Een dominante positie van een van de talen kan zich snel ontwikkelen, afhankelijk van de mate waarin het kind in aanraking komt met iedere taal. Een voorkeur voor een van de talen kan snel ontstaan, die hangt af van de dagelijkse situatie en die toont de vroege capaciteit tot contextualisering die het kind heeft. De mentale representatie van een taal door het kind volgt de notie (die vaker voorkomt bij volwassenen) van “het prestige van een taal”. De voorkeur zal de motivatie van het kind om die taal te leren beïnvloeden, of juist weerstand veroorzaken. Of het kan zelfs leiden tot ernstigere reacties van tegenwerking in situaties van onderdompeling (selectief mutisme, agressiviteit, isolatie…).
Het zijn vooral de leerritmes die variëren, met zulke ongebruikelijke situaties die waarnemers kunnen verrassen wanneer zij eentalige ontwikkelingsnormen hanteren. Het tekort aan verbale producties in een of in de twee talen kan leiden tot vroegtijdige diagnoses van taalkundige onbekwaamheid, of zelfs van vertraging en in erge gevallen van mutisme. Men moet voorzichtig blijven omdat een vermeende vertraging in een van de talen veroorzaakt kan zijn door de ontwikkeling van grammaticale structuren in beide talen. Immers, de fases van ontwikkeling van iedere taal bij de gelijktijdig tweetalige zijn gelijk aan die van een eentalige. Leren begint namelijk met de meest eenvoudige grammaticale structuren in beide talen, vandaar dat er een verschil kan zijn in taalverwerving afhankelijk van de leeftijd.
Verloop van de taalontwikkeling bij vroege opeenvolgende tweetaligheid
Een kind dat in deze categorie valt is meestal van ouders die migranten met dezelfde moedertaal zijn. Het kind is eentalig totdat het omgaat met anderen (crèche of school) en het leerproces in de officiële taal van het gastland plaatsvindt.
De vitale behoefte om begrepen te worden en het ontbreken van inhibities die gelieerd zijn aan de angst fouten te maken, zijn twee belangrijke parameters die de snelle mondelinge taalverwerving in de tweede taal tussen twee en zes jaar verklaren (periode tussen socialisatie en het leren lezen).
Het staat vast dat de tweede taal veel gemakkelijker verworven wordt wanneer het kind de moedertaal beheerst.
De moedertaal van een kind zal niet de instructietaal zijn en niet leiden tot succes, tenzij het kind naar een tweetalige school gaat waar onderwijs in de taal van het gastland en in de moedertaal gegeven wordt. Het behoud van vaardigheden in de moedertaal hangt slechts af van het toegeschreven belang hieraan, vooral als de familie van plan is terug te keren naar het land van herkomst. De vooraanstaande rol van de moedertaal bij de socialisatie van het kind zal verminderen door de acculturatieprocessen.
Stéphane Di Méo (2010) stelt vast dat om tweetalig te worden en te blijven, het onmisbaar is dat blootstelling aan de moedertaal gehandhaafd wordt gedurende de gehele ontwikkeling van het kind, vooral vanaf het begin van de schooltijd en aan het begin van de grote leerprocessen.
Als er niet aan deze voorwaarden wordt voldaan, kan de moedertaal snel afnemen, beginnend met verlies van uitdrukkingsvaardigheden. Gevolgd door een passieve tweetaligheid en vervolgens het mogelijke volledige uitsterven van deze taal (uitputting), wat resulteert in een eentalige status.
Valse taalvertraging bij de gelijktijdig tweetalige
Het is vastgesteld dat de ontwikkeling van gelijktijdig tweetalige kinderen min of meer identiek is aan die van eentalige kinderen. Er bestaan alleen verschillen met betrekking tot het eerste lexicon: de woordenschat opgeslagen tot de leeftijd van twee jaar. In feite kent een tweetalig kind gemiddeld evenveel woorden als een eentalig kind van dezelfde leeftijd, maar de woorden zijn verdeeld tussen de twee talen.
Het resultaat is dat het kind een tijdelijke lexicale ‘vertraging’ zal hebben in een taal vergeleken met eentalige leeftijdsgenoten, maar het kind zal hun niveau in één of twee talen bereiken tussen de leeftijd van vier tot vijf jaar met dezelfde verbale capaciteit.
Als een volwassene die onbekend is met de ontwikkelingsaspecten van tweetalige taalverwerving vermoedt dat een tweetalig kind tekenen van taalvertraging vertoont, is het aan te raden geruststellend en voorzichtig te werk te gaan. Indien nodig kan een herevaluatie uitgevoerd worden na een paar maanden zonder specifieke maatregelen te nemen.
De angst van ouders – soms onbedoeld gegenereerd of gestimuleerd door de omgeving, soms door leraren, of door onvoorbereide verzorgers – kan een verzwarende factor zijn. Als belangrijkste spelers in de overdracht van de globale, mondelinge en eerste taal, hebben de psychologische staat van ouders en de houding die hieruit voortkomt, een impact op de effectiviteit van het leren van hun kind. Uit een groot aantal studies blijkt dat troostende woorden aan ouders een prioriteit zijn.
Het herkennen van een mogelijk trage taalproductie bij de gelijktijdig tweetalige baby neemt niet weg dat men waakzaam moet zijn tijdens psychomotorische testen. Deze testen moeten grondig zijn en een neurologisch onderzoek inhouden van sensorische en fonatoire organen.
Het vermoeden van taalvertraging bij het vroegrijpe opeenvolgend tweetalige kind
Het eentalige kind dat in aanraking komt met een tweede taal in zijn omgeving, het typische geval van een migrantenkind dat naar de crèche of school in het gastland gaat, kan deze uitdaging soms als een tijdelijke traumatische gebeurtenis ervaren.
Na een periode van mutisme, wanneer het kind naar de tweede taal luistert maar die niet zal spreken, begint vervolgens de fase van telegramtaal. Het resultaat kan een periode van interferentie zijn van de eerste taal met de tweede taal, wat eventueel aanhoudt, totdat de tweede taal geleidelijk wordt “genormaliseerd”.
Deze twee tussenfases kunnen angst oproepen bij de ouders over een mogelijke taalvertraging. Het is daarom geruststellend voor ouders te weten dat dergelijk taalgedrag over het algemeen normaal is. Het gaat er vooral om voorbarige en onjuiste interpretaties te voorkomen en te relativeren. Deze zouden kunnen leiden tot een onnodige logopedische behandeling.
Zoals bekend vormt socialisatie de basis tot communicatie. Vandaar dat de noodzaak om te communiceren de motiverende factor is in het leren van de tweede taal. Het is dus nutteloos, en bovendien schadelijk, druk uit te oefenen op het kind bij het leren van een tweede taal. Het kind moet namelijk tijd en ruimte krijgen om de nieuwe taal te leren in zijn nieuwe taalkundige, culturele en sociale omgeving. Het is essentieel een goede onderdompeling in de tweede taal te bieden om goede mondelinge vaardigheden en het leren schrijven te ontwikkelen. Het is daarom nutteloos haastig de hulp van een logopedist in te schakelen. Een eventuele interventie is alleen de moeite waard als het kind weinig tekenen van verbetering vertoont, ondanks de ideale leeromstandigheden.
Dokter Franck Scola
Provence, Frankrijk
November 2015